De zon schijnt. Ik baan mijzelf een weg door het overwoekerde pad dat naar de voordeur leidt, takken uit mijn gezicht duwend. Het is duidelijk dat de bel die naast de voordeur zit, het al jaren niet doet. Ik klop op het raampje naast de deur. Even later doet een onverzorgde man van rond de zestig open. Een muffe walm slaat in mijn gezicht. “Jij bent van het Leger des Heils? Ik ben Wim”, bromt de man. Na het voorstellen loop ik achter hem aan de woonkamer in. Ook dat is worstelen: de gang en woonkamer staan vol met tientallen volle en lege flessen water.
Tussen de flessen in de woonkamer is het alsof ik dubbel zie: op de bank zit exact dezelfde man als Wim. Het enige verschil tussen Piet en Wim is dat ze hun vettige haar een andere kant op hebben gekamd. Deze tweeling woont al een leven lang samen. Ze maken elkaars zinnen af, en reageren op elkaars naam. Naast hun kapsel hebben ze sinds kort nog een verschil: Piet heeft twee weken geleden te horen gekregen dat hij uitgezaaide kanker heeft.
Ik vraag hen of ze ergens hulp bij nodig hebben. ‘Nee hoor’, zeggen ze in koor. Dat Piet de trap niet meer op kan en daarom op een doorgezakte bank slaapt zien ze zelf niet als probleem. Ik vraag waarom het huis vol flessen water staat. “Er komt geen water meer uit de kraan’” zegt Wim. “Al heel lang niet”, zegt Piet. Wim: “We gingen een tijd geleden naar het stadskantoor, maar daar zeiden ze dat we een afspraak moesten maken op de computer.” Piet: “Die hebben we niet.”
Naast hun kapsel hebben ze sinds kort nog een verschil: Piet heeft twee weken geleden te horen gekregen dat hij uitgezaaide kanker heeft.
Zittend op de doorgezakte bank pleeg ik drie telefoontjes en de broers worden weer aangesloten op het water. Er was een rekening niet betaald toen alles werd gedigitaliseerd.
Als ik mezelf een half uur later door de takken op het pad weer naar de straat wurm, voel ik me voldaan. Maar zodra ik achter mijn stuur zit en de zonnige straat voor me zie, met één overwoekerd huis, voel ik boosheid omhoog komen. Woede naar het waterbedrijf en de digitale loketten van deze stad. Ik houd van deze stad, en ook van hoe dingen geregeld zijn. Maar hoe is het mogelijk dat men deze broers wél weet te vinden als er geld valt te innen, en niet als ze water moeten krijgen?
Arne Heuveling (30) werkt bij het Leger des Heils als OGGZ-verpleegkundige. Hij komt bij mensen over de vloer waar vaak niemand anders meer komt.