De vriendschap tussen Dirk en Jan werd gesmeed in buurthuis Bij Bosshardt in Haarlem. Ze weten van elkaar hoe ze door het leven getekend zijn, en dat schept een band. “Als we aan een pleintje wat gaan zitten eten, stappen we pas vier uur later weer op. Dat zegt eigenlijk genoeg.”
‘Wij kunnen op elkaar bouwen’
Bij de ingang van Bij Bosshardt in Haarlem zitten twee dikke maten gebroederlijk op een bankje in de lentezon: Dirk (65) en Jan (66). Vandaag laten zij hun licht schijnen over hun vriendschap, die inmiddels bijna tien jaar duurt. Ze leerden elkaar hier kennen, vertelt Dirk. “Jan was al een tijdje vrijwilliger. We gingen samen vaak op stap. Jan reed dan op een busje van het Leger des Heils, ik ging mee voor het sjouwwerk.” Jan: “We haalden kleding op, verhuisden mensen, we deden alles, door heel Nederland. Ik help graag mensen die het slechter hebben dan ik.” Dirk: “’s Avonds hebben we een keer een schaap doodgereden, dat schoot zo de weg op. Een grote klap, maar gelukkig hield Jan de bus op de weg.”
‘Hij gaat dood, dacht ik’
Een paar jaar geleden werd zo’n busreisje helemaal spannend, toen Jan onderweg een hartaanval kreeg. “Ik zweette me opeens de rambam, maar had geen pijn op m’n borst. Ik zei tegen Dirk: ‘Ik zet de auto aan de kant, ga maar bellen.’ Alles stond er heel snel. In de ziekenauto kreeg ik nog zo’n aanval. Eerder in m’n leven heb ik er ook al een paar gehad.” Dirk: “Hij is met hartproblematiek bekend. Ik dacht even: hij gaat dood, maar gelukkig kon ‘ie gedotterd worden.” Jan: “Ik moest eventueel later terugkomen voor een tweede, maar ik zei: je knalt ze er nu maar in.”
Nachtopvang
Jan is als baby met het Leger des Heils opgegroeid. “Na mijn geboorte werd ik meteen in een kindertehuis van het Leger gestopt, met m’n tweelingbroer. Mijn ouders heb ik nooit gekend. Heftig? Neu, als je het niet weet, is het ook niet heftig. Ik ben getrouwd, gescheiden en ik heb kinderen. Ik heb stevig aan de drank gezeten. Op een gegeven moment kreeg ik bericht dat ze scheuren in m’n lever hadden ontdekt, dus ik moest gauw stoppen. Of twee jaar zo doorgaan, dan stopte het vanzelf.” Of z’n rooie neus daar iets mee van doen heeft? “Dat zal wel, maakt me geen bal uit. D’r heeft trouwens ook iemand eens goed in lopen knijpen.” Zijn tweelingbroer maakte 23 jaar geleden een eind aan zijn leven, vertelt Jan. Hij maakt het universele gebaar voor drinken. “We dronken meestal samen, dus sinds zijn overlijden ging ik nog effe harder aan de haal. Toch heb ik m’n metseldiploma gehaald, maar ook nog twee jaar gezworven. Het was ’s nachts koud en ik mocht in de nachtopvang slapen, maar ik zei: ik heb twee tassen bier en shag, ik red me wel met min vier.”
‘Je moet je handen laten vergulden,
zulke slechte kaarten geef je!’
Grootmeester in klaverjassen
Dirks pad naar het buurthuis verliep heel anders. “Ik werkte bij de Raad van Arbeid maar kwam in de WAO terecht omdat ik zeventien uur per dag werkte; ik raakte overspannen en kwam in een psychose. Ik werd opgenomen op een psychiatrische afdeling en slikte medicijnen.” Na een tijdje raakte Dirk het zat om enkel mensen te spreken die in hetzelfde schuitje zaten. Een kennis verwees hem door naar Bij Bosshardt Haarlem. Een gouden greep. “Ik ben hier al een jaar of tien actief, vijf dagen per week. Ik heb de sleutel, doe ’s morgens vaak de deur open. Ook help ik mee in de keuken, en ik schenk koffie.” Jan: “En hij is grootmeester in het klaverjassen.” Dirk: “Ja, en we spelen Yathzee, ook op redelijk hoog niveau. De humor vliegt over tafel, daardoor blijft het gezellig. Wat voor humor? Van platvloers tot wat je op tv tegenkomt.” Jan: “We dollen met elkaar. ‘Je moet je handen laten vergulden, zulke slechte kaarten geef je!’, zeggen we dan. Maar: altijd met een kwinkslag.” Een vrijwilliger loopt naar binnen en tikt Jan op z’n schouder. “Dit zijn twee kanjers, ondanks hun verleden, hè Jan?”
Op elkaar bouwen
Dirk: “Zonder het buurthuis hadden we elkaar waarschijnlijk nooit ontmoet, al zoeken we elkaar thuis ook weleens op. Jan komt meestal bij mij, omdat ‘ie een autootje heeft. Dan eten we samen en kijken we snooker, of een natuurfilm.” Het hoogtepunt van bijna tien jaar vriendschap? Jan: “Samen wat eten, een kapsalonnetje.” Dirk: “Ja, dan gaan we zitten aan een pleintje en stappen we pas vier uur later weer op. Dat zegt eigenlijk genoeg. Of ik Jan dan van de drank af moet houden? Nee hoor, dat heeft ‘ie zelf in de hand. Een ander hoogtepunt was die keer dat Jan me hielp met verhuizen en klussen. Weet je: wij kunnen ons verhaal gewoon bij elkaar kwijt.” Jan knikt. “We kunnen op elkaar bouwen.” Dirk: “We praten over van alles: relationele dingen, ons verleden, de band met onze families… Jan uit zich niet zo emotioneel, hij doet dat op z’n eigen manier. Maar áls ‘ie op z’n praatstoel zit, zit hij goed op z’n goed praatstoel. Zijn insteek is: een dag niet gelachen is een dag niet geleefd. Dat is in feite mijn motto ook. En in dit buurthuis wordt heel veel gelachen.” Jan: “De sfeer is meer dan prima.”
Groot feest
Jan moet ervandoor, weer iemand helpen. Nog even kort: hoe zien de heren hun vriendschap over tien jaar? Jan: “Dat kan ik niet voorspellen, misschien ben ik er dan niet meer.” Dirk: “Je ziet het niet aan ‘m, maar hij heeft de nodige manco’s. Die heb ik in feite ook.” Jan: “Ik geef pas een groot feest als ik dood ben, niet eerder. Ik heb een cameraatje in die kist, kan ik zo meekijken, weet je wel.”