Voor systeemtherapeut Natalie Zuijdwegt bestaan er geen probleemjongeren – wel systeemproblemen. Een gesprek over waarom jongeren ontsporen, het nut van de avondklok en het belang van gemeenschapszin.
(lees verder onder de afbeelding.)
Een probleemjongere bestaat niet. Wat wel bestaat: ‘een jongere die blowt’, of: ‘een jongere die steelt’. Een wezenlijk verschil, benadrukt systeemtherapeut Natalie Zuijdwegt (43). Ze geeft leiding aan het team Multi Systeem Therapie (MST) bij Juvent, een jeugdzorgspecialist waar het Leger des Heils veel mee samenwerkt. Zuijdwegt en haar collega’s behandelen jongeren tussen de tien en negentien jaar met uiteenlopende gedragsproblemen: van spijbelen tot drugsgebruik en diefstal. De behandeling gaat nooit alleen over de jongere zelf. “Het probleemgedrag van een jongere komt altijd ergens vandaan. De vragen die wij stellen, zijn: ‘Wat maakt dat een jongere bepaald gedrag laat zien?’ En: ‘Waar kan de omgeving invloed op uitoefenen?’”
‘Je hoeft geen begrip te hebben voor het rellen an sich. Onderzoeken waarom er wordt gereld, is wel belangrijk’
MST is een bewezen effectieve behandelmethode die is ontwikkeld in de Verenigde Staten en begin jaren 2000 naar Nederland is gehaald. “Juvent is ondertussen veertien jaar gespecialiseerd op dit gebied.” MST-therapeuten kijken naar alle factoren die meespelen: van de financiële situatie van de ouders tot welke vrienden het kind heeft. “We betrekken alles en iedereen. De school, vrienden, ouders, tantes, noem maar op. Soms blijkt dat een jongere niet met contant geld om kan gaan, maar altijd wat zakgeld toegestopt krijgt van oma. Dan gaan we ook langs bij oma.” In de meeste gevallen hebben de trajecten binnen twintig weken succes.
‘It takes a village to raise a child’ is het uitgangspunt van de behandelingen – soms letterlijk. “Ik werkte ooit met de ouders van een vriendengroep waarin de jongens vaak samen drugs gebruikten. We keken toen op welke plekken en op welke tijdstippen dat gebeurde. De ouders gingen daarna langs bij de mensen die bij de hangveldjes woonden. Ze vroegen: ‘Als jullie ons kind zien, willen jullie het ons dan laten weten?’ We begonnen één casus, maar uiteindelijk is het hele dorp actief geweest en hebben we zes jongeren en hun gezinnen geholpen.”
Op wat voor plekken komen jullie allemaal? “We komen echt in alle lagen van de samenleving. Van grote woonhuizen tot gezinnen die op driehoog achter wonen. Wat de problemen zijn, verschilt per gezin. Zo kunnen er veel ruzies zijn door geldstress, of er is weinig toezicht of warmte in het gezin doordat ouders veel weg zijn van huis. De problemen kunnen ook te maken hebben met school. Jongeren worden overvraagd of ondervraagd. Soms kunnen ouders daar niet mee omgaan, of wordt de stress afgereageerd op broers of zussen.”
Toen de avondklok werd ingevoerd, was er in de samenleving veel verontwaardiging over jongeren die gingen rellen. Hoe kijkt u daar als tegenaan als systeemtherapeut? “Bij ons kwamen toen eigenlijk twee typen jongeren. Er was een groep die door corona vooral angstig thuiszat en niet meer uit bed kwam. Daarnaast hadden we de groep die ging rellen. Laat ik duidelijk zijn: je hoeft geen begrip te hebben voor het rellen an sich. Onderzoeken waarom er wordt gereld, is wel belangrijk. Dan zie je dat dit vooral meedoen is met andere jongeren, het meegesleept en uitgedaagd worden op sociale media. Op het moment dat de sfeer thuis niet goed is, als jongeren moeilijk nee kunnen zeggen tegen hun vrienden, of wanneer er thuis geen laptop is om onderwijs te volgen, kan het ingewikkeld worden je rug recht te houden.”
De avondklok had volgens Zuijdwegt zelfs bepaalde voordelen. “In de samenleving zagen we de criminaliteit wat afnemen. Dat is ook niet zo gek: als je thuiszit, kun je weinig rottigheid uithalen. Ook gaf het de ouders die wij begeleiden een steuntje in de rug. Die konden tegen hun kind zeggen: ‘je mag de straat niet meer op en dat is niet omdat ik het zeg, maar omdat de regering het zegt.’”
‘Je mag de straat niet meer op en dat is niet omdat ik het zeg, maar omdat de regering het zegt’
“Als de jongeren dan toch naar buiten gingen, zagen we hoe belangrijk het was dat ouders elkaar kennen en met elkaar samenwerken. Toezicht op straat is heel belangrijk. Voor de ouders die we begeleiden hadden we een mantelzorgformulier geregeld, zodat ze na negenen nog wel de deur uit mochten om hun kinderen op te halen. De politie waardeerde dat heel erg. Want op deze manier doe je het met elkaar, in plaats van dat alles op handhaving afgeschoven wordt.”
U houdt een pleidooi voor meer sociale controle. Kan dat nog wel in onze geïndividualiseerde samenleving? “Ik denk inderdaad dat dat steeds moeilijker is. Dat heeft deels te maken met schaamte. Vroeger werd je als ‘Je mag de straat niet meer op en dat is niet omdat ik het zeg, maar omdat de regering het zegt’ kind aangesproken door de buurman of een leraar. Daar zijn we tegenwoordig veel huiveriger voor geworden. We sluiten onze ogen meer voor de dingen die om ons heen gebeuren. Mijn oproep is: als je iets op straat ziet gebeuren, spreek elkaar dan aan. Als je iets bij de buren hoort, ga langs en vraag wat er aan de hand is, in plaats van het te negeren of meteen de politie te bellen.”
Hoe zouden we dat gemeenschapsgevoel weer terug kunnen krijgen? “Ik ben verhuisd van Rotterdam naar Zeeland. In de wijk waar ik eerst woonde, had je potjes voor allerlei activiteiten: iedere straat kreeg een kerstboom en er was budget om met de hele buurt samen chocomel te drinken. Er werd lokaal heel veel gedaan. Ik was heel erg verbaasd dat dit in mijn nieuwe wijk helemaal niet bestond. Als je een straatbarbecue wilde, moest je dat zelf maar zien te regelen. Je kunt nu op burendag een potje aanvragen, maar we zouden dat soort dingen veel meer moeten doen.”
Meer geld naar buurtactiviteiten dus. Wat zou er verder beter kunnen vanuit het overheidsbeleid? “We zien nu dat er door overheden vaak nieuwe werkgroepen worden opgericht, of nieuwe programma’s worden opgestart. Als er ergens een groep messentrekkende jongeren is, wordt er meteen weer wat nieuws bedacht. Wij roepen altijd: we bestaan al n we hebben een aanpak die bewezen werkt. We hoeven het wiel niet telkens opnieuw uit te vinden.”